De Culturele Stad heeft een ziel
Onlangs publiceerde Cor Wijn zijn 'Culturele Stad' , over gemeentelijk cultuurbeleid. Erik schreef een recensie in MM-Magazine
De culturele stad heeft een ziel
“De wisseling van ‘cultuurbereik’ naar ‘cultuurparticipatie’ getuigt van een verandering van de tijdgeest”. Een zin uit De culturele stad van Cor Wijn die de lezer ineens breed uitzicht biedt. Allereerst de notie dat een verticale, top down-visie (‘we brengen de hoge kunst naar een breed publiek’) plaats maakte voor een horizontale benadering (‘we verbinden publiek en cultuur’). Maar ook illustreert Wijns observatie hoe trends, modes of zelfs hypes de beleidsopvattingen kleuren: bijvoorbeeld van ‘maatschappelijke relevantie’ via ‘artistieke autonomie’ en ‘vernieu- wing’ naar ‘cultureel ondernemerschap’, ‘participatie’ en ‘verbinding’.
Met De culturele stad heeft Cor Wijn - bij velen vooral bekend door zijn schema van gemeentelijke kunstvoorzieningen (‘de cirkels van Wijn’) - een klassiek handboek geschreven. Hij bouwde zijn boek modulair op – de lezer mag selectief of in willekeurige volgorde
lezen – aan de hand van zes elementen die samen de ‘culturele stad’ vormen: het cultureel aanbod, het productieklimaat, cluster- en netwerkvorming, stedenbouwkundige kwaliteit en diversiteit, de ambitie van de overheid
en (cultuur)historie. Het begrip ‘de culturele stad’ zelf is enigszins problematisch voor een handboek dat zich op alle gemeenten richt, de kleinere en plattelandsgemeenten evenzeer
als de big creative city. Maar deze spagaat stoort niet echt. Wijns conceptuele model van het ‘mengpaneel’ is meestal wel toepasbaar
en dat geldt eens te meer voor zijn vele observaties en adviezen. De culturele stad is overigens niet hetzelfde als de creatieve stad, dat snoepje uit de trend-box. De culturele stad is een gemeente die over cultuurbeleid heeft nagedacht aan de hand van de zes elementen. Maar vooral op basis van een visie en met een zuiver beeld van de ‘ziel van de stad’, zoals VNG-directievoorzitter Jantien Kriens het zo treffend zei op het Rotterdamse cultuurcongres van Kunsten’92, waar Wijn De culturele stad presenteerde.
De genen van de stad
Cor Wijn benadrukt dat gemeentelijk cultuur- beleid niet samenvalt met subsidiepolitiek. De esthetiek van de ruimtelijke omgeving kleurt
de ‘genen’ van de stad, draagt bij aan welzijn, aan sociale verhoudingen en aan de culturele dimensies die de inwoners omgeven. Wijn dringt aan op een visie op stedenbouwkundige kwaliteit en ziet cultuurhistorie als één van de zes elementen van de culturele stad. ‘Visie’ is een ander wezenlijk element dat bij wijze van spreken niets kost en toch veel in gang kan zetten. Wijn pleit voor een kernachtig cultuur- beleid waarin keuzes zijn gemaakt, regionaal wordt samengewerkt en goed is nagedacht over het cultureel vastgoed.
Maar Wijn geeft in De culturele stad wel degelijk ook veel praktische instrumenten
en denkmodellen. Maar niet voordat hij naar aanleiding van de ‘Thorbecke-discussie’ een mooie typologie heeft opgesteld van politieke niet-inmenging. Een verkeerde interpretatie van de Thorbecke-doctrine heeft de politieke desinteresse al te veel aangewakkerd. Wijn: “Wie op lokaal niveau met kunst en cultuur
te maken heeft weet dat het culturele leven vaak meer te duchten heeft van onverschillige bestuurders dan van bestuurders die een eigen inhoudelijk oordeel durven te geven.”
De betekenis van cultuur voor domeinen
als economie en ruimtelijke ordening is in de visie van Wijn groter dan die voor welzijn en onderwijs. “Cultuurbeleid, wordt volwassen en verlaat het ouderlijk huis van het welzijn” roept Cor Wijn de cultuurambtenaren en –wethouders toe. De kunstenaars spelen in genoemde domeinen een rol, maar veel méér nog hun producties mits ze daarin goed worden beleid, zegt hij in navolging van Gerard Marlet (“Atlas Nederlandse Gemeenten”) en Danny Jacobs (“van broedplaatsen naar incubators”). Wijns boek bevat aanwijzingen voor het succes of het mislukken van multifunctionele accommodaties en voor het feit dat de openbare bibliotheek daarin de meeste kansen heeft.
De trends in het cultuurbeleid houden
een veranderde rol van de provincies in. Nog maar een paar provincies zoals Gelderland en Noord-Brabant hebben echt de ambitie om
een eigen cultureel profiel te handhaven en
als zodanig ook partner van de gemeenten te zijn. Cor Wijn wijst en passant op de terugtrek- kende provincies die de rol van de gemeenten daardoor des te belangrijker maken. Deze en andere trends hadden in zijn handboek nog
wel wat explicieter aan de orde mogen komen. In het bijzonder geldt dat het thema van het ondernemerschap en van de niet zo eenvoudige kwestie wanneer de gemeente wel of niet in beeld komt. Zijn de kunstuitleen, de dansschool en de popstudio’s per definitie commercieel? De bibliotheek, het theater en het centrum voor de kunsten vanzelfsprekend gesubsidieerd?
Wat maakt het onderscheid? Gemeenten willen minder in voorzieningen en vaker in termen van dienstverlening denken. Stof voor een afzonderlijk hoofdstuk, zo niet voor een volgend boek.
Dat neemt niet weg dat ik, was dit een kunstrecensie in de krant, zeker vier bolletjes zou willen geven aan een boek dat qua instru- mentarium, zienswijzen, beleidselementen en literatuurverwijzingen behoorlijk compleet is. De cirkels van Wijn zijn rond.