In Perspectief 5: Kunstonderwijs, van bestel naar student
IN PERSPECTIEF 5
KUNSTONDERWIJS, VAN BESTEL EN MACHT NAAR STUDENT EN KRACHT
In de serie In Perspectief kijkt Erik Akkermans terug en vooruit naar ontwikkelingen in cultuurbeleid en -praktijk. Vandaag: kunstvakonderwijs
Van bestel en macht naar student en kracht
Fusies en ongemak
“Juffrouw, geeft u mij de minister! “. De stem van Henk Vonhoff klonk even commanderend als welluidend toen hij zijn secretaresse via de intercom aansprak. Vonhoff was commissaris van de Koningin in Groningen, maar ook voorzitter van de toezichtcommissie van de Rijkshogeschool Groningen, de enige hogeschool die nog rechtstreeks onder de minister viel. Wij, faculteitsdirecteuren, waren voor de zoveelste maal bij hem op audiëntie om te klagen over mismanagement door het tweekoppige College van Bestuur. Een maand eerder had hij ons nog als ondeugende schooljongens toegesproken en weggestuurd. Het ontbrak er maar aan dat hij regels strafwerk opgaf. Maar nu was de maat vol en onderkende hij de ernst van de situatie. Niet lang daarna greep de minister daadwerkelijk in.
Het fuseren van pedagogische academies, technische hogescholen, opleidingen voor fysiotherapie, bibliotheekopleidingen, kunstacademies en nog veel meer had in het hele land al wel zo’n beetje zijn beslag gekregen. Maar het ongemak was er nog. Fusies gaan gepaard met competentiestrijd, nieuwe tussenlagen in het management, het wennen aan andere bloedgroepen. En waar efficiency werd beoogd, bracht de schaalvergroting in werkelijkheid vaak kostenverhogingen met zich mee, dus: begrotingstekorten en bezuinigingen. Veel van de topfuncties werden bezet door oud-docenten die zich hiervoor een taaie weg door de instituties hadden gebaand. Gedreven mensen met kennis van zaken, maar amateur bestuurders, vaak zonder enig idee hoe je met medewerkers diende om te gaan.
Meteen al bij begin van mijn directeurschap van de Groningse kunstvakopleidingen – Academie Minerva, Gronings Conservatorium en Academie voor Bouwkunst – werd me duidelijk hoe mis alles was, bij de hogeschool en bij de kunstensector zelf. Ruzie tussen College van Bestuur en faculteitsdirecteuren, onvrede bij alle afdelingen over bureaucratie en hiërarchie. Na een kort tevoren gedwongen ruil van landbouw voor Friesland en kunst voor Groningen was er het moeizaam samengaan van de Friese en Groningse kunstvakopleidingen[1], en kwamen forse financiële tekorten als lijken uit de kast.
Academie Minerva was een uitstekende opleiding - met een autonome kijk op (neo)figuratieve kunst en een innovatief computer graphics aanbod - maar introvert. Het conservatorium was, ook na de fusie met Leeuwarden, zieltogend. De bouwkunstopleiding dreigde, in het kader van de zoveelste landelijke reorganisatie, door de minister te worden opgeheven. Per maand werden er meer financiële tekorten zichtbaar, waarvoor de hogeschool niet wilde opdraaien. De verwikkelingen bij de hogeschool en de faculteit vormden een dagelijkse soap. Heel snel was en bleef ik er onderdeel van. Een frisse nieuwkomer ben je altijd maar heel even.
Huilen in de gang
Vijf jaar later. In de gang van het Utrechts conservatorium stond een huilende contrabas docent, gewaardeerd musicus, uit een bekende familie van strijkers. Hij kon er niet meer tegen: voortdurende bezuinigingen, reorganisaties, ontslagen, verlies van waardevolle collega’s. Welke troost kon ik hem bieden?
Na Groningen dacht ik dat ik het wel had gehad met het kunstonderwijs. Toch ging ik aan de slag als de directeur van het conservatorium van de HKU Utrecht. Het derde conservatorium van het land, na Den Haag en Amsterdam. Ik had het gevoel een kostbaar kunstwerk in handen te hebben dat stuk kon vallen. Want ook hier weer: continue landelijke discussies over het bestel en bezuinigingen die leken ingezet vanuit een strategie van Verelendung, landelijk, maar ook binnen de instelling zelf. Er gebeurden spectaculaire dingen bij nieuw opgerichte HKU-faculteiten zoals voor muziektechnologie, maar het conservatorium werd door het College van Bestuur als ‘uit de tijd’ gezien en ook zo behandeld. Ook hier bestuurders die zich als docenten had opgewerkt, met een sterke, eigenzinnige strategische visie, maar een even eigenzinnig en irritant ‘management by talking around’ en gedrag dat bij huidige normen niet meer geaccepteerd zou worden. Ook hier werd ik in vijf jaar sadder and wiser. Ook in deze vijf jaar was het kunstonderwijs heel veel tijd en energie kwijt aan praten over gedwongen samenwerking, clustervorming, fusies, instroombeperking, uitstroomkwalificaties en andere besteldiscussies. (Die bestuurlijke drukte gold de leidinggevenden; docenten deden intussen hun werk en stelden vast dat de school goed liep eerder ondanks dan dankzij het management)
Een stabieler bestel
Alles is relatief, maar het HBO – en daarbinnen het kunstvakonderwijs – is nu toch wel heel veel steviger, professioneler, zelfverzekerder dan in de tijd dat de vroedvrouwenschool en de sportacademie samen in één hogeschool verder moesten, de minister in Groningen ingreep of de conservatoria in Hilversum en Alkmaar hun deuren moesten sluiten. Anno 2022 koestert de Hanzehogeschool Groningen zijn kunstvakopleidingen, die weer stevig staan. En hoeft de HKU Utrecht minder van zich af te bijten. Het landelijk bestel is een stabiele mix van zelfstandige kunsthogescholen, (zoals AHK Amsterdam of HKU Utrecht), van multisectorale hogescholen met faculteiten of ‘schools’ voor de kunsten en een stand alone als de Rietveld Academie. [2]
Wil je een beeld krijgen van de thema’s waarmee het kunstvakonderwijs in Nederland de 21e eeuw inging dan is het rapport ‘Beroep Kunstenaar’ van de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs (Van Heusden)[3] uit 1999 een heel illustratieve catalogus. Het is een bestuurskundig epos, qua omvang. Het hoofdrapport omvat een kleine 200 pagina’s en dan zijn er nog vijf sectorale deelrapporten. De beschouwingen en voorstellen gaan over bekostiging, volumes, clustervorming, startkwalificaties, opleidingsprofielen, kwaliteitszorg, kwaliteit [4], vernieuwing, aansluiting op de beroepspraktijk, internationalisering, ondernemerschap.
Ruim twintig jaar later gaat de Sectoragenda HBO-Kunstvakonderwijs 2021-2025[5] nauwelijks over bestelvraagstukken als volumes, organisatie of instroom. Het kunstonderwijs agendeert vooral persoonlijke ontwikkeling en welzijn van studenten, sociale veiligheid, diversiteit, aansluiting op de samenleving, een open en digitale leeromgeving (‘blended learning’), leven lang ontwikkelen en onderzoek. Misschien te mooi om waar te zijn, maar je zou zeggen: het gaat tegenwoordig meer om studenten en hun leeromgeving dan om instellingsbelangen.
Praktijk en onderwijs inclusief
Het kunstonderwijs blijft natuurlijk kritisch beschouwd worden. Ook los van de hardnekkige mythe dat er te veel studenten worden toegelaten en dat, als het niet het geval was, de arbeidsmarkt voor kunstenaars veel gezonder zou zijn. Ik heb daar elders al mee afgerekend[6]. Hetzelfde geldt het onderwerp van de zakelijke beroepsvoorbereiding dat altijd wel voorwerp van kritiek zal blijven De hardnekkigheid van misverstanden wijst op onvolledige communicatie tussen onderwijs en praktijk. Wat niet zou hoeven. De meeste docenten staan met beide benen in de praktijk. En zijn werkveldcommissies. Er zijn raden van toezicht. Er zijn werkveldconferenties. Kennelijk is het niet voldoende en moet er meer creativiteit worden aangewend voor extra kanalen.
Een ander deel van de kritiek komt van binnenuit en wordt binnen het KUO ook gedeeld. Een debat over kunstonderwijs bij Spui25, op 22 juni 2022, “Dromen van post-precariteit” [7]ging veel minder over zakelijke beroepspraktijk of ondernemerschap dan over onderwerpen als inclusie, interculturaliteit, gender en sociale veiligheid, Dat zijn de actieve uitdagingen voor zowel de beroepspraktijk als het onderwijs. Hier zijn praktijk en onderwijs op een ingewikkelde manier met elkaar verweven. Vanuit welk cultureel frame doe je de selectie bij de toelating en de beoordelingen daarna? Vanuit welke culturele referentie kies je je docenten? Bereid je studenten voor op de veelal competitieve beroepspraktijk of wijs je die competitie juist af en vrijwaar je de studenten daar dus ook tijdens de studie van? En in dat geval: bereid je ze dan wel goed voor op de praktijk? Sociale onveiligheid in de praktijk sluipt ook bij het onderwijs naar binnen. Grendel je alle deuren dicht of maak je studenten weerbaar?
Leven met de werkelijkheid
In het rapport Van Heusden werd ‘culturele pluriformiteit’ in enkele zinnen als thema voor de toekomst neergezet. Nu is het een hot issue waartoe het onderwijs zich moet verhouden. Dit, maar bijvoorbeeld ook fair pay en sociale veiligheid zullen de agenda de komende jaren zeker bepalen. Gaat dit goed dan schept het daarna weer ruimte voor volgende thema’s, oud of nieuw. Voor mij blijven vakmanschap en inhoudelijkheid kernthema’s in het kunstvakonderwijs, hoezeer ook hun definitie context- en cultuurafhankelijk is. Als het om de randvoorwaarden gaat zijn de thema’s: voldoende geld, maar vooral voldoende tijd voor de ontwikkeling van de kunstenaar. Ontbreekt het hieraan dan is dat overigens nog geen excuus voor tekortschietend resultaat.
De inventieve kunstenaar Yuri Veerman nam deel aan het Spui25 debat. Toen het over de politiek ging zei hij dat het veld zich niet steeds moest laten verrassen door tegenvallers in het beleid. De ambitie om de werkelijkheid naar je hand te zetten moet je niet loslaten, maar intussen moet je je wel tot de bestaande werkelijkheid verhouden, zei hij nuchter.
Dat lijkt mij dan de belangrijkste opdracht voor kunstvakonderwijs: vakmanschap en inhoudelijkheid ontwikkelen én de persoonlijke attitude om op jezelf te vertrouwen. “Geef mij de minister ” roep je, maar je weet dat je het uiteindelijk alleen kunt.
ERIK AKKERMANS is bestuurder, adviseur en publicist. Hij was tot voor kort voorzitter van het platform voor de arbeidsmarkt culturele en creatieve sector Platform ACCT en in het verleden van diverse andere organisaties. Hij was directeur kunstvakonderwijs aan de RijksHogeschool Groningen/ Hanzehogeschool en directeur van het Utrechts Conservatorium HKU. Als voorzitter van de Federatie Cultuur begeleidde hij de opstelling van beroepsprofielen voor het KUO.
[1] Zogenoemde Herenakkoord uit 1989 tussen commissarissen van de koningin Hans Wiegel, Friesland en Henk Vonhoff, Groningen
[2] Er is nog wel enige beweging. In januari kwam de aankondiging van een nieuwe hogeschool voor de kunsten in Rotterdam in samenwerking tussen Codarts, Willem de Kooningh Academie, Hogeschool Rotterdam en Erasmus Universiteit.
[3] S.van Heusden e.a. “Beroep Kunstenaar, Rapport van de Projectorganisatie Kunstvakonderwija, mei 1999.
[4] ‘kwaliteitszorg’ en’ kwaliteit ‘zijn hier twee verschillende begrippen en hebben elk een andere inhoud
[5] Vereniging van Hogescholen, Sectoragenda Kunstonderwijs 2021-2025
[6] In het esssay Naar een Tom Pouce economie https://www.boekman.nl/verdieping/boekman-extra/boekman-extra-31-naar-een-tompouce-economie/
[7] De stream is nog te bekijken: https://www.spui25.nl/programma/dromen-van-post-precariteit