In Perspectief 16: De Giro d'Italia en hoe het Promenade Orkest verloor
IN PERSPECTIEF 16
De Giro d’Italia en hoe het Promenade Orkest verloor.
Over de wandeling der orkesten
In de serie In Perspectief kijkt Erik Akkermans terug en vooruit naar ontwikkelingen in cultuurbeleid en -praktijk. Vandaag: wandeling der orkesten.
In de Spiegelzaal
Januari 1980, de Spiegelzaal van het Concertgebouw. Cultuurminister Til Gardeniers, neemt het rapport “Bezetenheid in dienstverband” [1] in ontvangst, aangeboden door de Federatie van Kunstenaarsverenigingen. Ik vond het spannend, want het rapport - in opdracht geschreven door Sytze Smit en Hans Onno van den Berg - riep al vóór de aanbieding scherpe reacties op. Er was adhesie, vaker verontwaardiging. De kritische blik op het orkestenbestel ademde de sfeer van een Bastille bestorming. De minister nam het rapport zeer serieus, niet alleen die middag dat we haar in de Spiegelzaal ontvingen, maar vooral daarna: ze maakte er werk van in haar beleid. Vanaf dat moment leken de orkesten vrijwel permanent onderhevig aan discussie, beleidswijzigingen, reorganisaties, opheffingen en fusies. Tot en met, vrij recent, het ontstaan van de fusieorkesten Phion (Oost Nederland) en Philharmonie Zuid (Brabant/Limburg). Adviezen en rapporten, zoals van de Commissie Sutherland of de Commissie Hierck en natuurlijk van de Raad voor Cultuur hebben zich in de loop van jaren opgestapeld[2].
De agitatie rond het symfonieorkest – al in gang gezet door de Notenkrakersactie[3] – was overigens geen anti-orkesten actie. Het was een reactie op de dominante voorkeur, in aandacht en geld, voor symfonisch aanbod (en dan vooral het “ijzeren repertoire”[4]). Musici en anderen protesteerden tegen de marginale positie van ensembles, eigentijdse muziek, jazz, pop en (Nederlandse) moderne componisten. Als daar geen extra geld voor kwam, moest het desnoods binnen de muzieksector zelf worden gevonden.
In het provinciehuis
Maart 1984, Provinciehuis Zuid-Holland. Op de tafel van de Statencommissie ligt “Plezier van Muziek”,[5] het advies van de Culturele Raad Zuid-Holland. Er ligt ook al een provinciale nota over nieuw muziekbeleid. Meest knellende vraag: is er nog toekomst voor het Gewestelijk Orkest van Zuid-Holland? De minister wil het orkest niet langer subsidiëren. Het Gewestelijk Orkest is duidelijk de dupe van het nieuwe orkestenbeleid. Zou de provincie de volle verantwoordelijkheid overnemen dan zou dit het volledige cultuurbudget van de provincie vergen en nog wel meer dan dat. Uiteindelijk gebeurt dat dan ook niet en verdwijnt het orkest. Pijnlijk voor de ontslagen musici. Zorgelijk voor de Zuid-Hollandse koren. Gunstig voor een breed provinciaal muziekbeleid dat ik met veel plezier mocht helpen ontwikkelen. En dat – in lijn met “Bezetenheid in Dienstverband” – meer ruimte bood aan niet-symfonische muziek, van barok tot rock, van kamermuziek tot muziektheater. En ook voor de start van een gericht muziek educatief beleid, via muziekscholen en het onderwijs. Musici van het Gewestelijk Orkest gingen intussen in een flexibel ensemble verder als Randstedelijke Begeleidings Orkest, gericht op koorbegeleidingen.
In Italie?
Mei 2002, de start van de Ronde van Italië, de Giro. Er klinkt Italiaanse operamuziek. Koren en solisten zingen Verdi’s ‘La Donna e Mobile’. En toch is dit niet Italië. Het podium bevindt zich in het water naast het Groninger Museum. Hier treden Groningse koren op, begeleid door het Promenade Orkest dat recent landelijke tv-bekendheid kreeg door medewerking aan het populaire talentenprogramma ‘Una Voce Particolare’. Groningen heeft de start van de Italiaanse wielerronde naar Nederland kunnen halen en viert dat met een festival voorafgaand aan de start. De publieke omroep zendt de optredens uit. Met andere bestuursleden van de Promenade Orkest zat ik op de tribune langs de rand van het water. De hemel voegde nog veel water toe, maar dat drukte de stemming niet.
Twee jaar eerder was Walter Etty bij mij langs geweest, voormalig studiegenoot, maar vooral: voormalig wethouder van Amsterdam en nu consultant. Hij had een nieuw toekomst plan geschreven voor het Amsterdams Promenade Orkest en zocht daar een bestuur bij. Het Amsterdams Promenade Orkest bestond sinds 1949, was al een aantal keren bijna kopje onder gegaan en evenveel keer gered. Met Etty’s plan moest voor een opnieuw dreigende ondergang worden behoed.
Het (Amsterdams) Promenade Orkest bestond vooral uit musici van de eerder opgeheven theater- en operaorkesten en andere werkzoekende musici. De Werkvoorziening Amsterdam (‘de Werk BV’) was dan ook de grootste subsidiënt. De gemeente Amsterdam droeg ook vanuit het cultuurbeleid bij. De minister deed dat niet. In de hoofdstad had het orkest een zekere populariteit. Het trad op in de wijken, begeleidde koren, deed educatieve projecten en richtte zich op een publiek van ‘gewone mensen’. Haagse politici daarentegen kenden het waarschijnlijk vooral als het orkest dat op het Binnenhof al spelend voor subsidie demonstreerde. Dat lag dus in Amsterdam anders, maar ook hier dreigde het op te houden: de Werkvoorziening trok zich eind jaren negentig als semi werkgever terug. Dit was het moment waarop Etty met een nieuw plan moest komen.
Douwe Egberts koffie
Etty trok een gemotiveerd bestuur aan, met Tweede Kamerlid Jeltje van Nieuwenhoven als voorzitter en verder in het bestuur onder meer tv producent Marc Dullaert, de latere kinderombudsman. We waren als aantredend bestuur gemotiveerd door het enthousiasme van Walter Etty, de passie van de musici en geloof in de missie: muziek voor een breed publiek. Toen Van Nieuwenhoven voorzitter van de Tweede Kamer werd, kwam in haar plaats Huib Boermans, mediadirecteur bij omroep TROS en al even gemotiveerd.
In het plan Etty zou het orkest (onder de nieuwe naam “Promenade Orkest’) zich richten op commerciële opdrachtgevers, onderwijsprojecten en koorbegeleidingen. Het voorzag in veel eigen inkomsten, maar toch ook in een subsidie aanvraag binnen de BIS, de landelijke basisinfrastructuur. En wellicht kon nog een deel van de aanstellingen via de Amsterdamse werk BV worden behouden.
Het orkest kreeg Jan Stulen als artistiek leider en vaste dirigent. Leiding en musici deden hun best en haalden zich veel werk op de hals. Op de speellijst voor najaar 2000 stonden 23 optredens: begeleidingen van examens voor orkestdirectie, koorbegeleidingen, begeleidingen bij het Internationaal Vocalisten Concours, een besloten bedrijfsconcert en vijf eigen publieksconcerten. In de volgende twee jaar kon het Promenade Orkest optreden in de programma’s van de TROS-serie Una Voce Particolare, spelen in de Douwe Egberts koffieconcerten, op tournee met de populaire tenor Ernst Daniël Smid en opnieuw koren begeleiden. Maar er was niets structureel aan de inkomstenkant.
Het twintig jaar eerder in gang gezette proces van schaven aan het orkestbestel maakte het Promenade Orkest geen grote kanshebber op landelijke subsidie. De Raad voor Cultuur adviseerde dan ook duidelijk negatief: geen plek in het bestel en een onvoldoende vanuit kwaliteitsbeoordeling. Hooguit had het orkest in aanmerking kunnen komen voor de functie koorbegeleidingen, maar die positie was al vergeven aan het Randstedelijk Begeleidings Orkest. Het Promenade Orkest gaf niet op. Er volgden publiciteitsacties, zoals een optreden in de talkshow Barend & Van Dorp, maar vooral juridische stappen. Niet zonder succes: de Raad van State vroeg het advies te herzien. Staatssecretaris Van der Ploeg ging in beroep. Uiteindelijk verloor het Promenade Orkest. (Ziehier een ultrakorte samenvatting van een taai gevecht)
De Gemeente Amsterdam bleef nog een tijdje stand-by. De gemeenteraad legde bij motie een tijdelijke en bescheiden jaarlijkse bijdrage in de cultuurbegroting vast. Wethouder Krikke van Sociale Zaken gaf eenmalig geld ter overbrugging. Maar aan het eind van het liedje, in 2004, konden de salarissen niet meer betaald en vroegen de musici faillissement aan. Werkgelegenheidsbeleid in de cultuursector is politiek gezien altijd een marginaal aspect geweest, hoewel het om kwalitatief hoogwaardige, relatief goedkope en duurzame arbeidsplaatsen gaat.[6] Onder de naam ‘Het Promenade Orkest’ heeft een aantal orkestmusici uiteindelijk een soort van doorstart gemaakt als flexibel ensemble voor koorbegeleidingen.[7]
Orkestbiografieën
De intensieve en emotievolle strijd om het voortbestaan van het (Amsterdams) Promenade Orkest is exemplarisch voor andere bedreigde orkesten.
Niet alleen over het Gewestelijk Orkest en het Amsterdams Promenade Orkest zou je een boeiende biografie kunnen schrijven. Van de meeste Nederlandse orkesten gaat de oorsprong verder terug in de tijd[8]. Voor sommige kwam het einde relatief recent. In Oost en in Zuid Nederland worden nu de wonden nog gelikt. Tegenover inhoudelijke, rationele en vooral ook financiële overwegingen staan gefnuikte ambities, gestaakte carrières en persoonlijk verdriet van orkestmusici. En de gemiste kans om met provinciale orkesten méér mensen te bereiken en nog breder te programmeren. Maar Nederland gaat karig om met de kunst. In dat politiek klimaat is voor bijna geen enkel orkest het voortbestaan zonder meer gegarandeerd. En moeten we ook nog blij zijn met de ruimte voor ander muziekaanbod dan het symfonische. Pijnlijk genoeg heeft het veld die ruimte deels zelf via de politiek bij de symfonische collega’s moeten wegslepen. Heeft het opgeleverd wat de veranderaars voor ogen stond?
Verschuivingen
In de loop van de tijd ging meer aandacht en meer geld naar kleinere ensembles, componisten, andere muziekgenres. Jazz, pop, hip hop kregen beleidsaandacht. Ook bij de gevestigde orkesten hebben dirigenten steeds meer hun nek uitgestoken voor nieuw repertoire, zoals ooit door de Notenkrakers bedongen. Het verzet tegen veel te strakke orkest cao’s die flexibiliteit in de uitvoering verhinderden is inmiddels niet meer zo relevant. Nu gaat de klacht juist over te veel flexwerk. De educatieve inzet van orkesten is enorm gegroeid. In omvang, maar ook in aanpak, in ambitie en in plezier om dat werk te leveren. We mogen ons af en toe wel realiseren hoeveel er van de orkesten wordt gevraagd. Er bestaat nog steeds een ‘ijzeren’ publiek voor het ‘ijzeren’ repertoire. Er is daarnaast veel behoefte aan nieuwe klanken en avontuur in het aanbod. Orkesten worden geacht ‘outreaching’ te zijn, uit hun concertzalen te komen.
Voor de koorbegeleidingen zijn er verschillende flex ensembles, terwijl de gevestigde orkesten incidenteel ook wel willen samenwerken met de sterkste amateurkoren. Of het flexibele aanbod aan koorbegeleidingen voldoet en of de koren de kosten kunnen blijven opbrengen vraag ik me sterk af.
Vergrijzend en te eenzijdig publiek is ook al een decennialang geuite klacht over de concertpraktijk. Maar ook hier hebben de orkesten een meervoudige uitdaging. Zij moeten hun vaste publiek zien te behouden; dat is doorgaans ouder, heeft het geld, de tijd en de voorkennis en komt toch vooral voor het geijkte repertoire. Bij nieuw publiek gaat het om jongeren, om “gewone mensen” voor wie de gang naar de concertzaal niet gewoon is, en om mensen met een andere culturele achtergrond. Dit zijn drie categorieën. Ze vragen elk om andere strategieën en elk om een andere visie op programmering.
De hiphoppers en André Rieu.
Orkesten en ensembles hebben de slag om de jongeren duidelijk ingezet: andere programmering, andere publieksaanpak, jonge populaire dirigenten, mix van genres, optredens van symfonieorkesten op festivals. Denk alleen al aan de – sorry voor het woord – grensoverschrijdende programmering van bijvoorbeeld het Noord Nederlands Orkest (deze zomer dan toch echt op Lowlands ). Het lijkt aan te slaan, terwijl ook de jongste muziekcultuur bruggen naar klassiek legt.[9]
Culturele minderheden vormen een ingewikkelder uitdaging. Binnen die groep zijn de uiteenlopende subgroepen niet zo gemakkelijk te bereiken.
En dan de concerten voor de “gewone mensen”. Er is genoeg belangstelling voor met name licht klassiek. André Rieu, het Bevrijdingsconcert op de Amstel, Uitmarktconcerten en televisieprogramma’s als Maestro laten dat zien. Breed publieksbereik en een zekere mate van “volksverheffing” waren de missie van waaruit de VARA Matinee ontstond. Dat gold ook de wijkconcerten van het Amsterdams Promenade Orkest en zo waren er meer initiatieven. Die missie kan nog steeds een valide vertrekpunt zijn. Het is niet verstandig om over het licht klassieke repertoire neerbuigend te doen en dit buiten het kunstbeleid te houden. Kennelijk heeft de BoerBurgerBeweging ook een cultuurparagraaf in de provinciale verkiezingsprogramma’s en gaan die juist over cultuurspreiding[10]. Misschien een onverwacht extra politiek handvat om de basis van de orkesten te helpen versterken.
Zo kwamen we van de Amsterdamse Spiegelzaal via de Giro di Groningen uit in Deventer, immers hoofdstad van de BBB. Onderweg verloren we nogal wat (provinciale) symfonieorkesten. Hielden we een kern over die je als minimum zou kunnen zien. Wonnen we aan aanbod van niet-symfonische muziek, zagen we stijging van aantallen ensembles, distributiekanalen, genre-verbreding, reële kansen op groter publieksbereik. Voldoende houvast om te blijven trekken aan een ambitieuze cultuurpolitiek, bewust van de rijkdom en de betekenis van wat Nederland aan muziek in huis heeft.
====
ERIK AKKERMANS is bestuurder, adviseur en publicist. Hij was tot voor kort voorzitter van het platform voor de arbeidsmarkt culturele en creatieve sector Platform ACCT en in het verleden van diverse andere organisaties. Erik Akkermans was onder meer directeur van de Federatie van Kunstenaarsverenigingen en van de Culturele Raad Zuid-Holland. Hij zat de commissie voor die de minister adviseerde over Jazzbeleid (“Is het al begonnen?”. Plan voor de Jazz en Geïmproviseerde Muziek, 1983). In 2018 begeleidde hij de provincies Gelderland en Overijssel in hun bestuurlijke rol bij de fusie van Het Gelders Orkest en Orkest van het Oosten.
[1] Sytze Smit, Hans Onno van den Berg, Symfonieorkesten in Nederland, Bezetenheid in Dienstverband, Federatie van Kunstenaarsverengingen/ Bureau Cenario, Amsterdam 1980
[2] Commissie Sutherland, 1983, Commissie onder leiding van Hans Hierck, 2000, Het advies leidde onder meer tot fusie van Noordhollands Philharnisch Orkest en Ballet Orkest, maar in 2010 concludeerde de Raad voor Cultuur dat heel veel andere onderdelen van het advies -zoals een gezamenlijke educatieve aanpak- niet waren opgevolgd)
[3] Actiegroep van Louis Andriessen, Peter Schat, Reinbert de Leeuw e.a. Zie bijvoorbeeld: A.L.Bouma, 50 jaar geleden: Notenkrakers in debat met Concertgebouworkest, Preludium, Amsterdam, 23 juni 2020
[4] Frans Brüggen: “ ‘Elke noot van Mozart en Bach, die wordt vertolkt op de A- en B-series abonnementsconcerten van het Concertgebouworkest, is van A tot Z gelogen” (aangehaald in datzelfde Preludium)
[5] Culturele Raad Zuid-Holland, Plezier van Muziek, notities van de CRZH naar aanleiding van de Provincviale Raamnota “Naar een Muziekbeleid”. Den Haag, 1984.
[6] Erik Akkermans, De Tom Pouce Economie, Boekman Extra, 2022
[8] Bijvoorbeeld: Concertgebouworkest 1888, Rotterdams Philharmonisch 1918, Metropool Orkest 1945.
[9] Bijvoorbeeld: “Dirigent Lorenzo Viotti trekt ook met de Münchner Philharmoniker een nieuw publiek naar klassieke muziek”, NRC 1 maart 2023 of “Als Beethoven en Mozart nu muziek maakten, zou het hiphop zijn”, interview met Maestro-winnaar rapper sor, NRC 24 februari 2022.
[10] “De BBB-visie op kunst: eerder links dan rechts”. NRC, 29 maart 2023